-
1 adosser
adosser [aadoosee]1 (met de rug, met de achterkant) aanzetten (tegen) ⇒ aanbouwen (tegen)♦voorbeelden:1 met de rug gaan staan (tegen) ⇒ met de rug, met de achterkant gaan zitten, liggen (tegen) -
2 être adossé à, contre la porte
être adossé à, contre la porteDictionnaire français-néerlandais > être adossé à, contre la porte
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский
